De Graphical User Interface gemak of gebrek?

On January 21, 2011 by admin

Het is donderdag, na een avondje bios stappen we de bus in en checken in met onze ov-chipkaart. Voor studenten is een week-ov geldig van maandag 4:00 tot zaterdag 4:00. Het is 23:00 uur op een door de weekse dag, dus dat moet geen probleem zijn. Maar het in-check apparaat in de bus is het daar niet mee eens en gloeit rood op. Ik kijk de buschauffeur aan.  

“Je hebt er geen tegoed op gezet”; zegt hij. “Ik heb en studenten ov”; zeg ik. Chauffeur; “dan is het een weekend ov. Ik; “nee, ik heb een week ov.” Chauffeur; “Dat maakt niet uit, je kaart is niet geldig, je moet gewoon een kaartje kopen.” Dan komt de volgende passagier, weer rood licht en nog eens en nog eens. Ook zij weten zeker dat ze tegoed hebben op hun kaart, maar de buschauffeur trekt zich er niets van aan. “Als je geen kaartje koopt, ga je maar lekker lopen”; zegt hij. Dus we kopen allemaal braaf een kaartje, maar het is toch wel raar dat het apparaat blijkbaar bepaald wat er gebeurd, de buschauffeur er op rekent dat het apparaat altijd goed werkt en zich daar vervolgens achter verschuilt. Zelfs als meerdere passagiers ‘onverwachts’ dezelfde foutmelding hebben. En de gebruiker, in dit geval de passagier, maar ook de buschauffeur heeft geen mogelijkheid om aan de hand van zijn gegevens, te bewijzen dat hij in zijn gelijk staat. Want die gegevens zijn verborgen.

Dit is het gevolg van de hedendaagse complexe techniek, die wordt verborgen door een versimpelde laag. Dat is makkelijk voor het gebruik, maar het maakt techniek ook abstract. Deze laag die er voor zorgt dat wij kunnen omgaan met de techniek zonder daarvoor expert te hoeven zijn, maakt complexe systemen zoals die van de ov-chipkaart wél toegankelijk voor iedereen. Wat is belangrijker? Inzicht in het proces, of alleen de noodzakelijke ‘handvatten’ waarmee het proces aangestuurd kan worden?  

De komst van de Graphical User Interface (GUI).De eerste kennismaking met dit soort ‘filters’ die alleen het noodzakelijke weergeven kennen we van de eerste persoonlijke computers (de PC). De komst van een grafische interface, gaf voor het eerst iedereen toegang tot de mogelijkheden die de computer biedt. Nu konden niet alleen de in witte jassen gestoken geleerden uit het lab computeren, maar ook ‘de gewone man en vrouw’. Als we het hebben over de interactie tussen mens en machine dan gaat het onder andere om het gebruik (wat kan je een apparaat laten doen?) en de interface. Deze interface stelt de gebruiker in staat om complexe processen aan te sturen.  

Manovich focust zich op deze illusie in interactieve computer objecten, die volgens hem te maken heeft met tijd. Hypermedia applicaties zijn kenmerkend door een constante wisseling tussen de illusie en zijn aandrijving; Een tijdbalk bijvoorbeeld, die een metafoor is voor de tijd die een bestand nodig heeft om gedownload te worden. Controleren of de lijn nog werkt wordt de boodschap (Jakobson communicatie model 1961). Het gaat niet meer om het document maar of het document wel goed aankomt. Dit soort processen wordt vaak herhaald met het gebruik van een computer. Als we dat door trekken naar het gebruik van de ov-chipkaart dan is de functie van het apparaat vergelijkbaar met de tijdbalk van Manovich die weergeeft wat er gebeurt.  

Ondanks dat de gebruiker niet precies hoeft te weten hoe het systeem het proces uitvoert, kan hij er door de vertaalslag wel gebruik van maken. Het apparaat geeft op een visuele manier aan in wat het stadium van het proces is. De gebruiker weet op zijn beurt dat het apparaat de informatie wel of niet heeft verwerkt. De gebruiker is zich er wel van bewust dat hij naar een representatie kijkt van de werkelijke gebeurtenis.  

cognitive multitasking”-rapidly alternating between different kinds of attention, problem solving, and other cognitive skills. All in all, modern computering requires of the user intellectual problem solving, systematic experimentation, and the quick learning of new tasks.”– (Manovich, Lev. 2001) 

Deze wisseling tussen illusionaire segmenten en interactieve segmenten dwingen de gebruiker om tussen verschillende ‘mental sets’ en verschillende cognitieve activiteiten, te wisselen. Deze wisselingen (multitasking) zijn typisch voor het moderne computergebruik. Doordat de user-interface steeds gebruiksvriendelijker wordt en door de uitbreidbaarheid en multifunctionaliteit van de computer, verschuift het gebruik van alleen binnen een zakelijke omgeving (waar alleen computer technici met de computer kunnen omgaan), ook naar de privé-omgeving. Hierdoor verschuift het belang van de interactie. Waar efficiëntie en functionaliteit eerst de hoofdrol spelen in de kantooromgeving, spelen nu criteria als expressie, gebruiksvriendelijk, speels, flexibel en ‘fashionable’ de hoofdrol in de privé-omgeving. Interactiviteit wordt behandeld als een ‘event’. De interactie is een stijlmiddel geworden en een manier om je te onderscheiden van de rest. Daarnaast biedt het de gebruiker meer mogelijkheden om met het medium om te gaan.  

Ondanks alle mogelijkheden die computersystemen bieden en de voordelen die het met zich mee brengt slaagt het ov-systeem er wel in om het complexe proces te automatiseren en daarmee te vergemakkelijken voor de gebruiker, tot op het moment dat er iets mis gaat. Want hij slaagt er niet in meer inzicht te geven. Het achterliggende proces zodanig verstopt, dat als het nodig is er ook niet naar gekeken kan worden.  

Abstractie leidt tot vervreemding.Toch kiezen we liever voor om de mogelijkheden te benutten, dan te begrijpen waar het over gaat.Andrew Keen schrijft hier over in zijn boek ‘The Cult Of The Amateur’ uitgebracht in 2007. Hij wil mensen er op attenderen op deze vervreemding van de techniek en de nalatigheid van mensen. Hij wil iedereen wakkerschudden en laten beseffen dat wij niet meer nadenken over het gebruik van allerlei technieken en de gevolgen daarvan. Keen betrekt dit voornamelijk op het web, hoe de toename van media gemaakt door iedereen die een computer tot zijn beschikking heeft een afbraak is op onze cultuur.  

In het pre-internettijdperk had T.H. Huxleys scenario van het oneindige aantal apen dat over een oneindige technologie beschikte meer weg van een mathematische schets dan van een anti-utopische visie. Maar dat wat ooit een grap leek, lijkt nu de consequenties te voorspellen van een vervlakking van de cultuur waarin de grenzen vervagen tussen auteur en publiek, maker en consument, expert en amateur.”– (A. Keen 2007) 

Nu lijken wij allemaal tegelijkertijd zowel de expert als de amateur en wij geven ons verstand maar al te graag uit handen. Gemak lijkt belangrijker te zijn geworden dan inzicht. Deze ontwikkeling is door te trekken naar technologie in het algemeen. Producten zoals bijvoorbeeld de routeplanner helpen ons de weg te vinden, maar sturen ons ook regelmatig de verkeerde kant op. En omdat wij deze taak uit handen geven, vertrouwen wij blindelings op de correctheid van het apparaat. Terwijl als we mee blijven denken wij geregeld kunnen voorkomen om op dit dwaalspoor te raken.  

Nog zo’n voorbeeld zijn onze persoonlijke gegevens die onbedoeld vrijgegeven worden door de deelname aan het World Wide Web. Zelfs overheden ervaren deze consequenties door bij voorbeeld recentelijk de Wikyleaks pagina, die vertrouwelijke documenten lekt over het internet. Worden wij geleefd door de techniek om ons heen? Toch zit er ook een andere kant aan het verhaal. Al lijken wij dommer te worden door interactie, het kan ook in ons voordeel gebruikt worden.  

ExploratoriumAndrew Barry gebruikt wetenschappelijke musea als voorbeeld waarbij door interactie informatie deelbaar gemaakt wordt aan de bezoekers. Deze interactie in de vorm van ‘political machines‘ maken de informatieverschaffing toegankelijker. De nadruk ligt op het zelf willen ontdekken van informatie in plaats van de informatie aan iemand op te leggen De bezoekers moeten het idee krijgen dat zij ‘de wereld om hen heen’ kunnen begrijpen. Frank Oppenheimer beschrijft dit begrip als volgt:  

the whole point of the exploratorium is to make it possible for people to believe that they can understand the world around them. I think a lot of people have given up trying to comprehend things, and when they give up with the physical world they give up with the social and political world as well.”– (Oppenheimer 1997) 

Door de ‘political machines’ worden de bezoekers betrokken bij het zelfstandig opzoeken van informatie, waardoor er een beter begrip ontstaat voor de ‘wetenschap’ of ‘wetenschappelijke informatie’. Dit zijn de zogehete “Hands-on exhibitions and activities”. ‘Political machines’ zijn het antwoord op de zoektocht van de mens naar begrip. Daarbij is het wel noodzakelijk om slimme systemen te bouwen die goed reageren op het denken en handelen van de mens.  

ConclusieInteractie vandaag de dag gaat steeds meer om zelfregulerende ‘slimme’ technieken die het menselijk denken en werken kunnen imiteren. Daarbij staat ‘de gebruiker’ centraal en krijgt deze steeds meer ‘macht’ en mogelijkheden met behulp van nieuwe ‘interactieve’ technieken. Door de vertaling van de hardware van computers en andere elektronische apparaten naar visuele interfaces, krijgt de gebruiker een aangepast beeld van de techniek. Deze aangepaste weergave geeft hem echter wel de mogelijkheid om zelf met de informatie om te gaan, en zich nieuwe kennis te verschaffen. Maar raakt ook vervreemd van de achterliggende technologie omdat het zo abstract wordt gemaakt. De valkuil is om niet vast te raken in oude gewoonten, maar open te blijven staan voor vernieuwing en verbetering en alert te blijven. Weet wat het is dat je gebruikt.

Bronnen: – Barry, Andrew. 2001. Political Machines: Governing a T~chnological Society, Athlone Press, London, p127-152.

Keen, Andrew. 2007. De @ cultuur. (oorspronkelijk ‘The cult of the amateur’). J.M. Meulenhoff.

Manovich, Lev. 2001. The Language of New Media. Cambridge, MA: MIT Press, p205-211.

Oppenheimer, Frank. 1997. interview, Devon.

 

Comments are closed.